Het is ruim vijf jaar geleden dat Eva en ik elkaar voor het eerst zagen. We kenden elkaar al jaren via de blog- en forumwereld en op een dag moest het er maar eens van komen: een meet-up in real life.
Wie wel eens iemand via internet ontmoet heeft, weet dat zoiets best spannend is. Klikt het wel, vindt de ander mij wel net zo leuk en aardig als op het scherm, is het zo leuk als ik hoop dat het is? Je weet maar nooit, soms valt het tegen.
Maar in dit geval had ik me om niets zorgen gemaakt. In no-time kreeg ik een glas wijn in m’n handen gedrukt en daarna dirigeerde Eva me naar de keuken, waar ik risotto-kookles kreeg van een doorgewinterde expert. ‘Officieel moet er één klein glaasje wijn in’, zei ze schouderophalend, ‘maar meer is beter toch?’
Ik had nog nooit risotto gegeten, maar was uiteraard diep onder de indruk van dit ultieme comfort food. Niets is fijner dan zo’n dampende pan heerlijkheid op vrijdagavond, in goed gezelschap met de kaarsjes aan.
Dat samen in een pan risotto roeren verbroederend werkt, zou ik de jaren die volgden nog vaak ontdekken. Meer dan eens koos ik dit gerecht als ik voor het eerst iemand te eten kreeg. En nog steeds is het een van mijn favoriete bezigheden na een werkdag: lekker kletsen bij het fornuis met in de ene hand een glas witte wijn en in de andere een houten lepel.
Inmiddels ken ik een scala aan variaties – met geitenkaas en spekjes, met tomaat en courgette, met venkel en citroen – maar de allereerste paddenstoelenrisotto die Eva mij op die avond in januari leerde, heeft een speciaal plekje in mijn hart.
Die pan risotto bleek trouwens een prima voedingsbodem voor een jarenlange vriendschap. Van twee meisjes uit de provincie groeiden we uit tot young urban people, zij in New York en ik in Amsterdam (en inmiddels Utrecht). Tijden veranderen – gelukkig blijft risotto altijd even lekker.
De basis van dit recept is van Eva, al heb ik in de loop der jaren het een en ander aangepast. Vandaar: Eva’s risotto, op z’n Suus.
Risotto met paddenstoelen
Voor 2-3 personen
- 200-250 gram arboriorijst
- 250 gram kastanjechampignons, steeltjes eraf en in vieren
- 1 ui, gesnipperd
- 1-2 teentjes knoflook, fijngesneden
- 50 gram Parmigiano-Reggiano of Grana Padano (Parmezaanse kaas)
- 50 gram roomboter (absoluut geen margarine)
- 1 groot glas droge witte wijn (ca. 200-250 ml; als je geen wijn drinkt kun je zo’n klein flesje kopen)
- 2 blokjes paddenstoelenbouillon en 1 blokje groentebouillon
- 1-2 eetlepels olijfolie
- Versgemalen zwarte peper en zout
- Optioneel:
- paar takjes verse peterselie, grof gehakt
- gedroogd eekhoorntjesbrood (weken in heet water het water gebruik je daarna ook deels als boullion)
- pijnboompitjes
- Maak ruim een liter bouillon van de drie bouillonblokjes. In het recept staat een verhouding van 2 op 1 groente- en paddenstoelenbouillon, maar voel je vrij om een van de twee de kiezen. Het is sowieso allemaal lekker. Kippenbouillon kan ook, als je dat toevallig in huis hebt.
- Verhit de olijfolie in een pan. Ik gebruik zelf vaak een diepe koekenpan, maar een ‘gewone’ kookpan kan ook. Fruit de ui en knoflook (doe de ui iets eerder in de pan, anders wordt de knoflook bruin). Voeg dan de rijst toe en bak een paar minuten mee tot de korrels glazig zijn.
- Het lijkt nu alsof er niets meer gebeurt in de pan, maar dat is allerminst waar. Voeg nu de wijn toe, je zult zien dat de pan wel degelijk goed heet is. Roer en wacht tot de wijn is opgenomen/verdampt. Voeg dan een soeplepel bouillon toe terwijl je blijft roeren.
- Voeg beetje bij beetje bouillon toe en blijf regelmatig roeren. Je hoeft echt niet continu met de lepel door de pan, maar zorg dat het vocht goed verdeeld blijft en de rijst niet aankoekt.
- Na ongeveer 10 minuten (als de rijst half gaar is) kun je de champignons bakken. Verhit in een koekenpan een flinke klont roomboter en bak de paddenstoelen tot ze vocht loslaten. Bestrooi flink met versgemalen zwarte peper. Leg opzij; bewaar ook het vocht.
- Als de rijst gaar is, zet je het vuur laag. Is de bouillon op voor die tijd, maak dan wat extra. Voeg nu de paddenstoelen met hun vocht en de rest van de boter toe – een flinke klont – samen met een paar handjes parmezaan. Maak het niet té kazig: je kunt altijd nog extra toevoegen op je bord.
- Eventueel voeg je nu nog peterselie toe (vers of gedroogd) en rooster je wat pijnboompitjes voor erbij.
Serveer er een salade met rucola bij. Eet smakelijk!
TIP: Proef tijdens het proces de rijst af en toe op smaak en gaarheid. Als het heel flauw smaakt, moet je de bouillon wat sterker maken door nog een (half) blokje toe te voegen. Ik doe dit meestal op gevoel, verschilt per keer. Bedenk dat er op het einde nog boter en kaas doorheen gaat, dus het hoeft nog niet geweldig te smaken. Dat komt wel. De rijst is gaar als de harde kern nét weg is. Pas op dat je ‘m niet te kort, maar ook niet te ver doorkookt.
PS. Jongens, werkelijk, ik heb net ruim een kwartier alle mappen van mijn pc afgezocht naar goede foto’s van mijn risotto. Ze moeten er zijn, maar WAAR, dat is even de vraag. Jullie moeten het dus nu even hiermee doen. En, note to self: binnenkort weer risotto maken. En dan VOOR het opeten bedenken dat je een foto wilt. ;)